In 2018 werd er voor een totaal van 67.4 miljard dollar aan kunstwerken gekocht, een stijging van 6% ten opzichte van 2017. In de media scoren jaarlijks verschillende transacties de hoofdpagina omwille van duizelingwekkende prijzen.
Zo ging in 2017 Da Vinci’s Salvator Mundi voor 450 miljoen dollar onder de hamer, terwijl mijn favoriete schilderij “le principe du plaisir” momenteel op een 28 miljoen dollar geschat wordt. Nog een aantal succesvolle beleggingen te gaan dus.
Maar wat als die ‘succesvolle beleggingen’ niet per sé aandelen hoeven te zijn?
Is het mogelijk om via kunst dermate hoge returns te behalen zodat ik ooit mijn geliefde Magritte in mijn bureau kan ophangen?
Deze vraag werd -zij het iets wetenschappelijker- geformuleerd in onderstaand artikel:
Luc Renneboog en Christophe Spaenjers hebben meer dan 1 miljoen schilderijen onder de loep genomen en uitgezocht welke returns je kan verwachten als investeerder, wat de prijs van kunst drijft en welke factoren voorspellende waarde hebben voor deze returns.
Gemiddelde return van kunst
Hiervoor zijn we op zoek naar de impact van de variabele “verstreken tijd” op de waarde van het kunstwerk. Let op: zoals gebruikelijk in finance, wordt de ‘real return’ nagegaan. Om de ‘nominale’ return te vinden, dien je de reële return te verhogen met de inflatie, die vandaag een 1.5-2.5% bedraagt.
Over de periode 1957-2007 leverde kunst je 4% meer op dan de inflatie. Kijken we enkel naar de periode 1982-2007, dan zien we dat deze return zelfs toeneemt tot rond 5%!
Mocht je in 1957 een schilderijtje van €10,000 hebben gekocht, dan zou dat in 2007 (mits gemiddelde inflatie van 3%) ongeveer €300,000 waard zijn!
Dit is een stevige return, kunst lijkt op het eerste zicht dan ook een goede investering te zijn! Des te meer omdat je inmiddels kan genieten van het kunstwerk an sich.
Maar wat als we dieper graven en deze returns vergelijken met degene die we op de financiële markten zouden hebben behaald?
Dan lijken er toch betere alternatieven te zijn om het snelst van mijn Magritte te kunnen genieten. Sinds 1982 geven overheidsobligaties en aandelen je een veel hoger rendement.
Opnieuw uitgaande van 3% inflatie, zou een Europees aandelenportfolio ter waarde van €10,000 gekocht in 1982, in 2007 meer dan €170,000 waard zijn. Dit in tegenstelling tot een kunstwerk, waarvan de waarde gemiddeld slechts tot €11,600 zou zijn toegenomen…
En daar blijft het niet bij!
Kunst draagt een veel hoger risico
De variantie van de returns die op kunst geboekt worden, liggen hoger dan bij de andere activa. Terwijl de overgrote meerderheid van de beursgenoteerde bedrijven winstgevend zijn en op termijn in waarde toenemen, ligt dit anders bij kunst.
Er zijn een beperkt aantal kunstwerken die érg sterk in waarde toenemen, terwijl de meerderheid van de kunstwerken met moeite even sterk in waarde toeneemt als de inflatie.
Al zijn ook hierin verschillende schakeringen! Zo nemen bepaalde kunststromen systematisch sterker toe in waarde, maar ook de faam van de kunstenaar heeft een significante impact op de prijsontwikkeling. Naar dergelijke ‘waarde-genererende’ variabelen is uitgebreid onderzoek gedaan en verdient een artikel op zich.
Conclusie
Sinds 1982 levert kunst je zo’n 5% meer op dan de inflatie, wat vandaag resulteert in een jaarlijkse verwachte return van 7%. Niet slecht, zeker niet als je ondertussen een “hedonisch dividend” krijgt (lees: geniet van het kunstwerk).
Let wel op, er zit een grote variantie tussen de returns van verschillende kunstwerken. Hoe je smaak te sturen richting kunstwerken die meer dan gemiddeld opleveren, lees je in de volgende update ;-).
Bron
Renneboog, L., & Spaenjers, C. (2013). Buying beauty: On prices and returns in the art market. Management Science, 59(1), 36-53.